Een knotboom is meestal een stam die zich op anderhalve Ć” twee meter
vertakt in uitlopers die periodiek werden geoogst. Het gebruik was
al bekend voor onze jaartelling. Omdat de boom na elke oogst opnieuw
uit moet lopen en zich dus moet verjongen kunnen ze een ouderdom
bereiken die hun ongeknotte soortgenoten nooit kunnen halen. Het
knotten wordt nu eigenlijk alleen nog maar toegepast om het beeld
van het Nederlands landschap te behouden. Knotwilgen zijn wel bekend
maar ook de beuk, eik, es, els en haagbeuk zijn in geknotte vorm te
vinden. Ik beperk me hier tot de eik en de beuk omdat ik van die
soorten de meest fotogenieke exemplaren heb kunnen vinden.
Knoteiken
Knoteiken kom je vooral tegen op houtwallen. De houtwallen dienden
als een soort afrastering. De eik leverde geriefhout op, dat is hout
dat gebruikt werd op de boerderij voor zowel gereedschap,
bouwmateriaal en als brandhout. Om de zoveel jaar werden er takken
uitgezaagd. Tussen de eiken dienden braamstruiken of andere
doornstruiken als natuurlijk prikkeldraad. Ook werden eiken geplant
om zandverstuivingen tegen te gaan. In de late middeleeuwen
nam de bevolking zo sterk toe dat de boeren hele bossen kapten om
maar meer grond voor hun vee te kunnen krijgen. Hele vlaktes werden
kaalgevreten en de wind kreeg grip op het zand. Eeuwenlang ging dat
proces door.
Tot
ongeveer 1850 bestond het landschap in een groot deel van Nederland
voornamelijk uit woeste gronden en essen. Bossen waren er nauwelijks
meer. De woeste gronden waren heidevelden, de essen de vruchtbare
akkers. Op de heide graasden de schaapskuddes. De mest uit de
potstal werd verspreid over de akkers. (Kunstmest zou later dit
eeuwenoude gebruik drastisch gaan veranderen). Zandverstuivingen
waren de vijanden want die bredreigden de vruchtbare akkers en deden
de heide verdwijnen. De wind mocht geen vat meer krijgen op het
zand. De strijd tegen het zand werd aangegaan. Eerst met plaggen en
takken en later door het planten van jonge eiken. Waar de eiken grip
kregen op het zand ontstonden hoogteverschillen. De eiken hielden
het zand vast en vingen zand op, daar naast werd het zand
weggeblazen. Zo konden metershoge wallen ontstaan, zoals hier in het
Rechterense veld.
De geplante eiken kregen een functie erbij want er kon geld mee
worden verdiend. Elke negen jaar konden de takken door eekschillers
worden afgezaagd. Zij verwijderden de schors van de tak door er op
te kloppen. De schors werd gebruikt in leerlooierijen omdat het
schors veel tannine (looizuur) bevat. Ook het hout zelf was geld
waard. Het werd vooral verkocht als brandhout voor huizen,
bakkerijen en palingrokers. Het schillen van de takken kon het beste
in de meimaand, omdat dan de sapstroom het sterkst is zodat de
schors makkelijker van de tak geklopt kon worden. Hele gezinnen
trokken het bos in met geit en een paar kippen om daar een paar
weken onder zeer primitieve omstandigheden te gaan wonen en werken.
De kinderen hielpen mee (totdat het verboden werd om kinderen onder
de twaalf jaar te laten werken). Dit gebruik doofde uit na de eerste
wereldoorlog. Door gebruik te gaan maken van andere chemicaliƫn
waren de eekschillers overbodig geworden.
Het
was niet meer nodig om eiken te schillen. De leerlooierijen hadden
iets anders bedacht en de kachels en ovens werden gevoerd met
steenkool. De eiken vormden nieuwe takken die niet werden
afgezaagd.

Ongestoord
konden de knoteiken hun leven vervolgen. De nieuwe scheuten
groeiden uit tot dikke, zware takken. Maar daar is de boom niet op
berekend. Dikke takken breken af, door de wond word de boom
kwetsbaar voor zwammen en rot. En zo verdwijnen honderd jaar
na de eekschillers ook de laatste getuigen.
Knotbeuken
Het
bijzondere van deze bomen is dat het geen gewone beuken zijn maar
dat ze lang geleden zijn geknot. De bomen zijn een tastbaar bewijs
van de boerencultuur van vroeger. De boeren zaagden toen
regelmatig takken van de beuk af voor eigen gebruik. Nu wordt dat
al een hele tijd niet meer gedaan, die tijd van knotten komt niet
meer terug en deze bomen zijn erg kwetsbaar geworden op hun oude
dag. De takken van de knotbeuk zijn na jarenlange groei zo zwaar
geworden dat er niet veel meer voor nodig is om zo'n tak af te
doen breken. Maar behalve de tastbare historie verdwijnt ook de
bijzondere aanblik van die bomen, voor altijd. Gewone oude beuken
zullen er altijd wel zijn maar deze extra fotogenieke,
karakteristieke bomen zijn binnenkort allemaal verminkt of dood.
Daarom voel ik mij geroepen om die bomen nog zo goed mogelijk op
de foto te zetten, nu het nog kan.


terug naar boven
|